Plasgaatje
Na een besnijdenis kan het plasgaatje soms vernauwen.
De voorhuid beschermt het plasgaatje . Als deze bescherming wegvalt, treedt er een zekere verhoorning op die het slijmvlies van de eikel omvormt tot een droger oppervlak. Op de overgang eikel naar plasbuis bevindt zich het plasgaatje. Op die overgang treedt ook een verhoorning op die soms te sterk is.
Indien de verhoorning van het plasgaatje te sterk is, gaat deze opening meestal verkleinen. Deze verkleining van de opening leidt tot verhoging van de weerstand van plasbuis. Dit heeft op zijn beurt dan weer tot gevolg dat de blaas meer werk moet doen. De blaas moet krachtiger gaan samentrekken en dat kan je voelen: je moet vaker gaan plassen, de straal wordt iets dunner, je krijgt een sproeistraal.
Omdat deze vernauwing langzaam gaat, treden ook de veranderingen in het patroon van het plassen slechts traag op. Vaak wordt dan ook het verband met de niet meer zo recente besnijdenis niet direct gelegd.
Vooral bij kinderen kan deze vernauwing van het plasgaatje al eens voorkomen. Soms is het eerste teken dat deze vernauwing aantoont het opnieuw optreden van bedplassen.
Na een besnijdenis komt de patiënt vaak na enkele weken terug op controle. Dan wordt de wonde bekeken en valt een eventueel al beginnende vernauwing voor het geoefende oog van de uroloog meestal wel op. Maar soms kan deze vernauwing pas maanden na de besnijdenis beginnen optreden.
In elk geval is het aan te bevelen het plasgaatje te onderzoeken als er na een besnijdenis plasproblemen optreden.
Indien deze vernauwing bij de eerste controle na een besnijdenis al begint, zal de uroloog meestal een zalf voorgeschreven die de huid soepeler maakt. Hierdoor kan de neiging tot vernauwing soms teruggedrongen worden.
Indien de vernauwing is opgetreden kan er een dilatatie gebeuren. Het effect van een dilatatie (verwijding) is echter niet altijd duurzaam en daarom wordt er soms ook gekozen om een zogenaamde meatoplastiek uit te voeren.
Geef een reactie